Kinderen

Doorzettingsvermogen

• Zet net zolang door tot de taak wel lukt.
• Denk na over hoe het je wel kan lukken.
• Lukt het even niet, zeg dan tegen jezelf: Geef niet op!, Hou vol.
• Ga door met een taak tot deze afgerond is en blijf denken aan wat je graag wilt bereiken.
• Als het op één manier niet lukt, bedenk dan een andere manier zodat het wel gaat lukken.

Impulsiviteit beheersen

• Denk na vóór je iets doet of zegt.
• Denk na hoe je iets gaat doen. Maak eerst een actieplan. Schrijf of teken hoe je het gaat oplossen.
• Denk voordat je aan de slag gaat na of er nog andere oplossingen zijn.
• Kijk voordat je begint of je al alle informatie hebt.
• Blijf rustig en kalm. Neem tijd om even na te denken.

Luisteren met begrip

• Luister goed naar wat de ander zegt.
• Kijk de ander aan.
• Wacht tot een ander uitgepraat is.
• Probeer te begrijpen wat een ander zegt.
• Stel vragen als je iets niet begrijpt of er meer over wilt weten.
• Probeer te begrijpen hoe een ander zich voelt.
• Denk aan wat je hoort. Probeer je eigen gedachten te negeren.
• Luister eerst goed naar de ander voordat je zegt hoe jij er over denkt.

Flexibel denken

• Denk na over hoe je het ook nog anders kunt doen.
• Kijk hoe anderen iets doen en leer daarvan.
• Probeer te bedenken hoe een ander het zou doen of zien. Hoe zou je vader/moeder/vriend/klasgenoot hier tegenaan kijken?
• Probeer het eens op een heel andere manier te doen.

Denken over denken

• Denk na over hoe je iets kan leren. Kun je meerdere manieren opnoemen?
• Als je iets moet leren, bijvoorbeeld voor een topotoets, maak dan van tevoren een actieplan. Schrijf de stappen op.
  Lees je plan nog eens goed na. Kloppen de stappen? Heb je niets vergeten? Stel je plan bij als dit nodig is.
• Stel jezelf deze vragen voordat je gaat werken: Is dit een goede manier om het te doen? Hoe kan ik het anders oplossen? Welke stappen kan ik ook nemen? Waar kan ik nog meer informatie vinden?
• Voer je plan uit. Leg af en toe even je werk stil en denk na dan of alles volgens plan verloopt. Pas je plan aan als dit niet zo is.
• Denk na het werken over wat goed ging en wat je een volgende keer nog beter kunt doen. Wat heb je geleerd? Onthoud dit voor een volgende keer.
• Stel jezelf na afloop van het werken vragen als: Wat ging goed? Wat kan nog beter? Hoe was het voor mezelf? Hoe was het voor de klasgenoot met wie ik samenwerkte? Wat heb ik geleerd? Hoe ga ik het een volgende keer oplossen of leren?
  Neem de tijd om deze vragen te beantwoorden.

Streven naar nauwkeurigheid

• Bedenk van te voren hoe je nauwkeurig gaat werken.
• Kijk je werk nog eens goed na en kijk of je nauwkeurig hebt gewerkt.
• Wat is er goed gegaan en wat kan nog beter?
• Wees trots op je werk.

Vragen stellen en problemen opperen

• Door het stellen van vragen kun je veel leren.
• Als je een probleem hebt, bedenk dan wat je kunt vragen om het op te lossen.
• Stel vragen waar je geen ja of nee op kunt zeggen.
• Stel vragen die beginnen met hoe, wat, waar, wanneer en wie.

Oude kennis toepassen in nieuwe situaties

• Van alles wat je doet, leer je.
• Wat je geleerd hebt, kun je steeds weer gebruiken. Je kunt deze kennis toepassen in nieuwe situaties.
• Kijk of een nieuwe taak of activiteit lijkt op iets wat je al gedaan hebt. Bedenk hoe je dingen die je al weet, nu kunt gebruiken.
• Als je iets nieuws gaat doen, bedenk dan van tevoren wat je al weet. Maak eerst een mindmap over wat je al weet.
• Bedenk bij een nieuw onderwerp of uitstapje (bijvoorbeeld naar een museum, dierentuin, bos of strand) wat je hier al over weet.
• Bedenk ook wat je nog meer te weten wilt komen én wat je vandaag geleerd hebt.

Helder en precies denken en communiceren

Schrijven of tekenen:

• Denk eerst goed na over wat je precies wilt opschrijven of tekenen.
• Maak je tekst niet te lang. Schrijf kort en duidelijk.
• Laat je zin aan een ander lezen. Begrijpt hij/zij wat je bedoelt?

Vertellen:

• Vertel geen lange verhalen. Probeer het zo kort en duidelijk mogelijk te doen.Probeer om in één zin te zeggen wat je wilt. Denk van tevoren goed na over deze zin.
• Schrijf van tevoren op wat je wilt zeggen. Hoe kun je het nog duidelijker formuleren?

Gegevens verzamelen door alle zintuigen te gebruiken

• Noem op welke zintuigen je kunt gebruiken: voelen, proeven, ruiken, kijken en horen.
• Gebruik al je zintuigen om iets te weten te komen: voelen, proeven, ruiken, kijken en horen.
• Let eens extra goed op je zintuigen. Kijk bij alles wat je doet welke zintuigen je gebruikt.

Creëer, innoveer en fantaseer

• Bedenk verschillende oplossingen. Bekijk het ook eens op een andere manier.
• Als iets niet lukt, denk na en probeer het op een andere manier.
• Vraag aan anderen wat ze vinden van wat je gemaakt hebt. Vraag ook wat je er nog aan kunt verbeteren. Sta open voor nieuwe ideeën.
• Denk niet te snel dat je iets niet kunt, doe het gewoon.
• Bedenk ook hoe je het nog anders kunt doen. Ontwikkel nieuwe ideeën.
• Blijf op zoek naar iets nieuws, iets moois, iets simpels.
• Probeer origineel te zijn.
• Door creatieve activiteiten te doen, word je steeds creatiever. Ga bijvoorbeeld eens muziek maken, zingen, schilderen of knutselen. Kun je er zelf nog meer bedenken?

Reageren met verwondering

• Voel jij je weleens verbaasd en blij over wat je allemaal kunt, leert en ziet? Kun je proberen hier eens extra aandacht aan te besteden? Waar word jij blij van? Wat verbaast je?
• Geniet van mooie dingen en gebeurtenissen. Bekijk bijvoorbeeld een mooie schelp eens extra goed. Wat is de vorm? Glimt hij? Waar lijkt de schelp op?
• Geniet van het oplossen van puzzels en andere denkspelletjes.
• Ga een uitdaging aan en probeer een probleem op te lossen. Overleg ook met anderen om het op te lossen.
• Geniet van leren. Je kunt je leven lang leren!
• Blijf nieuwsgierig naar mensen en de wereld. Geniet van de kleine dingen om je heen.
• Maak foto’s of filmpjes van mooie dingen en momenten. Doe dit wel met toestemming van je ouders of juf/meester én van degene die je filmt of fotografeert. Geniet ervan als je de filmpjes en foto’s terugkijkt.
• Verzamel spulletjes waar je blij en verbaasd van wordt.
• Bedenk voordat je gaat slapen waar je vandaag verbaasd en blij van bent geworden. Teken of schrijf dit in je dagboek.

Verantwoorde risico's nemen

• Probeer iets uit wat je nog nooit gedaan hebt.
• Je kunt hiervoor iets kiezen wat je moeilijk lijkt of juist spannend.
• Bedenk van tevoren goed hoe je dit verantwoord kunt doen. Overleg eerst met je ouders, juf of meester.
• Bedenk dat fouten maken helemaal niet erg is. Het hoort bij leren.
• Wees trots op jezelf als je iets hebt uitgeprobeerd!

Humor gebruiken

• Kijk en luister of je grappige dingen ziet, en lach er om.
• Probeer om humor (het grappige) in situaties te zien.
• Lach om jezelf als dat kan.
• Vertel elkaar grapjes.
• Lach om grapjes van een ander.
• Bedenk bij al deze tips wel of het voor iedereen grappig en leuk is als je er om lacht.

Denken in samenhang

• Luister naar wat anderen willen als je samenwerkt.
• Kijk hoe anderen het doen.
• Samen kunnen we meer dan alleen.
• Van samenwerking kun je veel leren.

Open staan voor levenslang leren

• Doe nieuwe dingen. Er zijn veel dingen die je nog niet gedaan hebt.
• Je leert door steeds iets nieuws te proberen. Je bent nooit uitgeleerd.
• Probeer wat je doet steeds beter te doen.
• Het is niet erg als het niet meteen goed gaat. Je leert van fouten maken.
• Bedenk een onderwerp waar je over wilt leren. Ga naar de bibliotheek of kijk op internet en verzamel zoveel mogelijk informatie over dit onderwerp.