Bovenbouw
Hoe denkgewoonten aanleren en toepassen in de bovenbouw
- Herhaal de denkgewoonten die al eerder aangeboden zijn.
- Differentieer hierin ook gericht op de onderwijsbehoefte van de leerling.
- Maak gebruik van visuele ondersteuning door de platen en kaarten op te hangen of neer te zetten.
- Wijs de kinderen op de tips per denkgewoonte op deze website en laat ze deze tips lezen.
- Betrek ouders bij de denkgewoonten door het ouderboekje te geven en door ouders te wijzen op de tips per denkgewoonte op deze website.
- Bekijk onze cursussen op deze website voor meer informatie over het werken met denkgewoonten.
Lesideeën
-
01 Ik blijf proberen
Doorzettingsvermogen
Doel
Leer kinderen om door te zetten tot het wel gelukt is.
Geef niet op. Hou vol. Ga door met een taak tot deze afgerond is.
Blijf doelgericht.Lesideeën
- Puzzelen maar
- Bied de kinderen een moeilijke kruiswoordpuzzel of sudoku aan.
- Stimuleer de kinderen om door te zetten tot de puzzel klaar is.
- Bespreek aan het eind hoe het gelukt is om de puzzel toch af te krijgen. Bespreek ook hoe het gegaan is. Stel de vragen: Hoe komt het dat het gelukt is? Hoe heb je dit voor elkaar gekregen? Hoe ga je de volgende keer te werk? Doe je het dan op dezelfde manier of kies je een andere aanpak? Waarom wel/niet?
- Variatie: gebruik dit lesidee ook bij ander werk.
- Iets nieuws
- Bied de kinderen iets nieuws aan. Nieuwe activiteiten zijn bijvoorbeeld: zelf een tekst of lied schrijven voor een musical, een gezelschapsspel maken, natuurkundeproefjes doen, woorden of een lied uit een buitenlandse taal ontcijferen.
- Stimuleer de kinderen om door te zetten tot ze de nieuwe activiteit onder de knie hebben. Gebruik hierbij vormgever ‘De trap’ (Fogarty, 1999).
- Bespreek na afloop hoe het ging. Hoe is het gelukt om door te zetten en iets nieuws te leren?
- Variatie: laat de kinderen een gedragspatroongrafiek tekenen. Vraag ze hun ervaringen met ‘Ik blijf proberen’ erbij te vertellen.
- Zelf een doel stellen
- Laat de kinderen zelf een denkgewoonte uitkiezen.
- Geef ze de opdracht een (haalbaar) doel te formuleren bij deze denkgewoonte. Stimuleer de kinderen om door te zetten tot ze dit doel bereikt hebben. Gebruik hierbij vormgever ‘De trap’ (Fogarty, 1999).
- Bespreek na afloop hoe het ging. Hoe hebben ze hun doel behaald? Stel de vragen: Wanneer heb je aan ‘Ik blijf proberen’ gedacht? Wat heb je nog meer gedaan om door te zetten?
- Variatie: laat de kinderen een gedragspatroongrafiek tekenen. Vraag ze hun ervaringen met ‘Ik blijf proberen’ erbij te vertellen.
- Zet door!
- Laat de kinderen een gedicht, brief, lied of kunstwerk maken met als onderwerp: ik blijf proberen.
- Vraag ze voor deze opdracht eerst een doel op te stellen. Laat ze in een actieplan beschrijven hoe ze dit doel gaan bereiken. Gebruik hierbij vormgever ‘De trap’ of ‘Gebeurtenissenketting’ (Fogarty, 1999).
- Bespreek tussentijds het proces. Ga je op deze manier je doel halen? Zo niet, op welke manier kun je het wel voor elkaar krijgen?
- Laat de kinderen aan elkaar presenteren wat ze gemaakt hebben. Bespreek na de presentatie waar de denkgewoonte ‘Ik blijf proberen’ in hun werk terugkomt.
-
02 Ik denk eerst na
Impulsiviteit beheersen
Doel
Leer kinderen om impulsiviteit te beheersen.
Neem de tijd. Denk na voor je handelt.
Blijf kalm, bewust en aandachtig.Lesideeën
- Ik denk eerst na
- Laat de kinderen een mindmap maken met als onderwerp: ‘Ik denk eerst na’.
- Vraag ze in het midden ‘Ik denk eerst na’ te schrijven, en zichzelf te tekenen.
- Laat de kinderen de ‘takken’: wanneer?, wat? en hoe? maken. De kinderen mogen zelf nog meer takken bedenken. Daarna vullen ze de mindmap aan.
- De kinderen gebruiken hun mindmap om een persoonlijk actieplan te maken voor ‘Ik denk eerst na’. De komende periode zullen ze aan dit plan werken.
- Laat de kinderen een doel voor zichzelf formuleren. Vraag: Wat wil je de komende tijd leren?
- Laat de kinderen in stappen beschrijven hoe ze aan hun doel gaan werken en hoe ze hun doel gaan bereiken.
- Bespreek de persoonlijke actieplannen met de kinderen. Vraag de kinderen feedback te geven op elkaars actieplan.
- Evalueer na een afgesproken periode met de kinderen hun persoonlijke actieplannen. Maak eventueel een nieuw actieplan en bespreek dit ook.
- Eerst denken, dan doen
- Laat de kinderen voorafgaand aan een les (rekenen, taal, spelling, begrijpend lezen) schrijven of tekenen waar ze in deze les eerst over gaan nadenken. Dit kan bijvoorbeeld een toepassing van een spellingregel zijn of een oplossingsstrategie voor een som.
- Vraag ze voor zichzelf een doel op te stellen voor deze les.
- Bespreek aan het einde van de les hoe het gegaan is en of het doel bereikt is. Vraag: Wat ging al goed? Wat kan nog beter? Waar kun je een volgende keer op letten?
- Oplossen
- Vertel de kinderen over een probleem dat speelt in de klas of op school, bijvoorbeeld een verkeersprobleem in de buurt van de school.
- Laat de kinderen in groepen bespreken hoe het probleem opgelost kan worden. Uitgangspunt hierbij is: ‘Ik denk eerst na’. Vraag: Is het probleem helder? Wat is de eerste stap? Wat zijn de volgende stappen?
- Laat iedere groep een actieplan maken.
- De groepen presenteren hun oplossing van het probleem.
- Bespreek na alle presentaties de verschillende oplossingen met de kinderen. Denk na over de gevolgen van deze oplossingen.
- Praat daarna met de kinderen over deze gezamenlijke aanpak van het probleem. Wat levert het samen nadenken en oplossingen zoeken voor een probleem op? Wat hebben de kinderen geleerd? Wanneer kun je deze manier van iets oplossen nog meer gebruiken?
- Iedere dag
- Geef een compliment als je een kind eerst na ziet denken voor het iets gaat doen.
- Stimuleer kinderen gedurende heel de dag om eerst na te denken en vraag ze om meerdere oplossingen te bedenken.
- Laat de kinderen de gevolgen van hun oplossingen bedenken en verwoorden. Vraag de kinderen feedback op elkaar te geven.
-
03 Ik luister
Luisteren met begrip
Doel
Leer kinderen om te luisteren met begrip en empathie.
Probeer anderen te begrijpen. Wees geïnteresseerd in de gedachten en ideeën van anderen. Probeer controle te houden over je eigen gedachten. Hierdoor kun je beter het standpunt van iemand anders en zijn/haar emoties begrijpen.Lesideeën
- Actualiteit
- Kijk met de kinderen op tv naar iets wat nu in de actualiteit is. Kijk bijvoorbeeld samen naar het (Jeugd)journaal.
- Vraag de kinderen wat zij van dit nieuws vinden. Laat ieder kind apart een mening hierover vormen.
- Voer met de klas een gesprek over het nieuws en over de standpunten die de kinderen innemen.
- Benadruk in het gesprek dat het gaat om het begrijpen van de ander. Ze hoeven het dus niet met elkaar eens te zijn.
- Bespreek aan het einde hoe het luisteren is gegaan. Begreep je het standpunt en de emoties van de ander? Vond je dat moeilijk, gemakkelijk?
- Laat de kinderen elkaar feedback geven.
- Variatie: voer een gesprek over een thema, gebeurtenis, activiteit, film of boek. Maak een video-opname van het gesprek en bekijk de opname later samen met de kinderen. Let hierbij op het luisteren naar elkaar. Bespreek daarna het luisteren naar elkaar. Wat is goed gegaan? Wat kan nog beter? Wat hebben jullie geleerd? Maak gebruik van een praatstok. [Een praatstok werd gebruikt door Indianenstammen als zij vergaderden. De spreker houdt de stok vast terwijl anderen luisteren, daarna neemt de volgende spreker de stok over.]
- Debat
- Kom met een voorstel en bespreek dit met de groep.
- Verdeel de klas in een groep die voor het voorstel is en een groep die tegen het voorstel is. Stel ook een jury in.
- Om de beurt mogen de voorstanders en de tegenstanders hun standpunt uitleggen.
- Aan het einde verwoorden de voorstanders het standpunt van de tegenstanders en de tegenstanders het standpunt van de voorstanders.
- De jury heeft de taak om te kijken welke groep het beste het standpunt van de ander heeft verwoord. De jury legt ook uit waaruit dit blijkt.
- Herhaal deze werkvorm later nog eens, geef kinderen steeds een andere rol.
- Variatie: gebruik hierbij de vormgever ‘In je hoek’ (Fogarty, 1999). Maak gebruik van een praatstok.
- Luisteren
- Stimuleer de kinderen voortdurend om goed te luisteren naar elkaar. Laat ze samenvatten wat een ander zegt of vraag ze de emoties te benoemen die ze zien of horen.
- Variatie: maak gebruik van een praatstok.
-
04 Ik bekijk het anders
Flexibel denken
Doel
Leer kinderen om flexibel te denken.
Kijk eens op een andere manier naar een situatie.
Zoek manieren om het gezichtspunt te veranderen, bedenk alternatieven en meerdere opties.Lesideeën
- Meerdere perspectieven
- Bespreek een onderwerp vanuit verschillende perspectieven.
- Gebruik hiervoor bijvoorbeeld een nieuwsitem uit de krant/Jeugdjournaal of ga in op een lesonderwerp.
- Laat kinderen meerdere keren van perspectief wisselen. Laat ze bijvoorbeeld bedenken hoe je het onderwerp ervaart als kijker thuis of juist als slachtoffer of dader.
- Oplossingen
- Leg de kinderen een probleem voor dat op school speelt. Bijvoorbeeld over voetballen op het schoolplein; mag dit wel, of juist niet?
- Bespreek met de kinderen de verschillende perspectieven. Bekijk het bijvoorbeeld vanuit de leerkracht, buren, kinderen of ouders.
- Bedenk ook alternatieven en meerdere opties om het probleem op te lossen.
- Speel het uit
- Kies met de kinderen meerdere situaties uit een geschiedenisles of begrijpend leesles.
- Schrijf de situaties op het digibord of op een kaartje.
- Verdeel de groep in tweetallen. Ieder tweetal krijgt de opdracht een situatie uit te spelen.
- Laat de kinderen hun rol goed ‘neerzetten’. Vraag ze van tevoren te bedenken vanuit welk perspectief ze spelen. Laat ze ook van rol wisselen.
- Na het rollenspel geven de kinderen elkaar feedback. Laat ze hierbij vooral kijken naar het goed uitspelen van hun rol.
-
05 Ik denk na hoe ik iets kan leren
Denken over denken
Doel
Leer kinderen na te denken over denken (metacognitie).
Weet hoe je leert. Wees je bewust van je eigen gedachten, strategieën en acties en hoe deze anderen beïnvloeden.Lesideeën
- Denken
- Laat de kinderen in groepen brainstormen over ‘denken’. Laat ze antwoord geven op vragen als: Wat is denken? Wanneer denk je? Wat is ‘denken over denken’? Hoe gebruik je dit bij je leren?
- Laat ze nu hun bevindingen in denkwolken opschrijven.
- Bespreek de denkwolken met de klas. Benadruk hierbij het ‘denken over denken’ (metacognitie). Bespreek bijvoorbeeld of je weet welke gedachte, strategie, gevoel of actie je gebruikt als je denkt. Vraag ook welke reactie dit bij de ander en jezelf oproept.
- Variatie: laat de kinderen in denkwolken tekenen/schrijven op de plaat ‘Ik denk na hoe ik iets kan leren’ hoe ze de volgende keer iets gaan leren. Of laat ze een mindmap maken over ‘Ik denk na hoe ik iets kan leren’.
- Een plan
- Bedenk een opdracht die de kinderen moeten uitvoeren. Het mag ook een onderdeel zijn van een reguliere les.
- Laat de kinderen in groepen nadenken over hoe ze het gaan oplossen, uitvoeren of leren.
- Vraag de kinderen in groepen een actieplan te maken. Laat ze eerst met elkaar bespreken welke stappen er in zo’n plan kunnen staan. Stel het voor als een soort filmpje in je hoofd waarbij je de stappen voor je ziet. Daarna schrijven ze de stappen op.
- Laat ze samen bespreken of de stappen goed bedacht zijn. Vraag ze de stappen bij te stellen waar dat nodig is.
- Laat de groepen het plan samen uitvoeren.
- Pauzeer het werk tussendoor. Laat de kinderen nadenken of alles nog volgens plan gaat.
- Variatie: gebruik vormgever ‘De trap’ of ‘Gebeurtenissenketting’ (Fogarty, 1999).
- Terugkijken en reflecteren
- Kijk samen aan het eind van een les terug met de kinderen. Reflecteer hoe het gegaan is. Leg ook het begrip reflecteren uit.
- Vraag de kinderen: Wat hebben jullie geleerd? Hoe gaan jullie het een volgende keer aanpakken?
- Variatie: laat de kinderen een gedragspatroongrafiek tekenen. Vraag ze erbij te vertellen wat ze geleerd hebben en hoe ze een opdracht de volgende keer gaan aanpakken.
- Voorbeeld
- Vertel aan de kinderen hoe je zelf iets leert, een plan maakt, het uitvoert en hoe je later reflecteert.
- Vertel wat je ervan geleerd hebt en hoe je het een volgende keer gaat doen.
- Variatie: maak samen met de klas een mindmap over leren en reflecteren.
-
06 Ik werk nauwkeurig
Streven naar nauwkeurigheid
Doel
Leer kinderen om te streven naar nauwkeurigheid.
Kijk het nog eens goed na. Ontwikkel de behoefte aan exactheid, getrouwe weergave en vakmanschap.Lesideeën
- Tangram
- Verdeel de groep in tweetallen. Laat één van de kinderen een tangram leggen, het andere kind mag deze niet zien.
- Het kind dat de tangram heeft gelegd, vertelt nauwkeurig hoe de tangram eruitziet. Het andere kind legt nauwkeurig neer wat hij/zij hoort.
- Als het klaar is, kijken de kinderen samen of het gelukt is. Laat de kinderen bespreken hoe het komt dat het wel of niet gelukt is. Speel het nog een keer, verdeel de rollen.
- Variatie: laat de kinderen in plaats van een tangram vertellen over een route op een landkaart of plattegrond, of laat ze een bouwsel maken of plaatjes natekenen.
2. Nakijken
- Geef de kinderen aan het eind van een les even de tijd om na te kijken of ze hun werk nauwkeurig gemaakt hebben.
- Variatie: laat de kinderen werk van elkaar nakijken en elkaar feedback geven.
3. Handleiding
- Geef de kinderen de opdracht om een handleiding te schrijven voor een te maken product, bijvoorbeeld bij techniek of knutselen.Stimuleer de kinderen om nauwkeurig de stappen te beschrijven die nodig zijn om tot dit product te komen.
- Ieder kind krijgt de opdracht om met de handleiding van een klasgenoot het product te maken.
- Bespreek aan het eind van de les hoe dit gegaan is en welke zaken vooral belangrijk zijn bij het maken van een handleiding.
4. Recept
- De kinderen koken of bakken iets lekkers waarbij ze nauwkeurig het recept volgen.
- Variatie: doe een techniekopdracht en laat de kinderen een handleiding volgen.
-
07 Ik stel een vraag
Vragen stellen en problemen opperen
Doel
Leer kinderen om vragen te stellen en problemen naar voren te brengen.
‘Hoe weet je dat?’ Ontwikkel een vragende houding.
Zoek vraagstukken om op te lossen.Lesideeën
- In de krant
- Laat de kinderen een artikel uitknippen uit een krant of tijdschrift.
- Maak groepen en vraag ze samen een artikel te lezen.
- Laat de kinderen vragen aan elkaar stellen over het artikel, zoals over oorzaak-gevolg, relatie met andere gebeurtenissen, van wie is dit standpunt, vanuit welke bril (perspectief) kijkt deze persoon er tegenaan, hoe komt het, enz.
- Laat ze ook bedenken wat er verder nog kan gebeuren.
- Idee
- Laat de kinderen met ideeën komen voor bijvoorbeeld een sportmiddag, spelmiddag, een klassenavond of een voorstelling.
- Bespreek de ideeën met de kinderen.
- Stimuleer de kinderen om open vragen te stellen aan elkaar. Laat ze op deze manier samen tot een goede en onderbouwde keuze komen.
- In de les
- Stimuleer de kinderen om in reguliere lessen bij complexe opdrachten open vragen te stellen en oplossingen te bedenken.
- Vragen
- Lees een informatieve tekst voor.
- De kinderen bedenken zoveel mogelijk open vragen bij deze tekst.
- Bespreek de vragen. Stimuleer daarbij een onderzoekende en vragende houding.
- Vragendeur
- Laat de kinderen gedurende een week vragen op de deur van de klas plakken. Ze mogen er ook antwoorden bij schrijven.
- Bespreek aan het eind van de week de vragendeur. Stimuleer een onderzoekende en vragende houding.
- Werk in groepjes.
- Laat de kinderen via Twitter een vraag stellen over de leerstof. Gebruik hier bijvoorbeeld het schoolaccount voor of maak een nieuw Twitteraccount aan.
- Gebruik in de tweet de hashtag dtv (#dtv). Dit staat voor ‘durf te vragen’.
-
08 Ik weet al iets
Oude kennis toepassen in nieuwe situaties
Doel
Leer kinderen om ‘oude’ kennis toe te passen in nieuwe situaties.
Gebruik wat je leert. Pas eerdere kennis toe door kennis die je al hebt opgedaan in nieuwe situaties te gebruiken.Lesideeën
- Ik weet al iets
- Introduceer ‘Ik weet al iets’ door de denkgewoonteplaat te laten zien. Laat de kinderen daarna in groepen een presentatie maken over ‘Ik weet al iets’. Vraag ze daarbij te laten zien wat ze eerder geleerd hebben en nu toepassen in nieuwe situaties, taken of activiteiten.
- Laat de kinderen zelf kiezen op welke manier ze dit willen presenteren. Ze kunnen hierbij bijvoorbeeld kiezen uit een PowerPoint, Prezi, toneelstuk, lied of kunstwerk. Laat ze in groepen presenteren.
- Vraag de andere kinderen belangrijke woorden uit de presentaties op de plaat ‘Ik weet al iets’ te schrijven. Zet de plaat eventueel op het digibord of gebruik Padlet.
- Vraag de kinderen om te bedenken welke kennis die ze vandaag opgedaan hebben, weer in nieuwe situaties kunnen gebruiken.
- Dat is van vroeger
- Laat kinderen in groepen brainstormen over kennis van vroeger die we nu nog gebruiken. Doe dit bijvoorbeeld in een geschiedenisles. Vraag wanneer en hoe we deze kennis nu gebruiken.
- Geef de kinderen in bijvoorbeeld een knutsel- of techniekles de opdracht om in groepen iets te ontwerpen waarin kennis van vroeger gebruikt wordt om iets nieuws te maken. Denk bijvoorbeeld aan de ontdekking van het wiel. Hoe kun je met een wiel iets heel nieuws maken?
- Laat de groepen hun ontwerpen presenteren. Bespreek bij iedere presentatie welke kennis gebruikt is.
- Toets
- Laat de kinderen bij een toets van tevoren nadenken over ‘Ik weet al iets’. Bespreek bijvoorbeeld het gebruik van oplossingsstrategieën: Wat doe je als je een opdracht niet weet?
- Verzamel de verschillende oplossingen en manieren om een toets goed te maken. Maak samen een mindmap op het digibord waarop je de strategieën noteert.
- Bespreek de mindmap als voorbereiding op een toets en vul deze aan met nieuwe ideeën.
- Bespreek na de toets hoe het gegaan is. Wat heb je gebruikt van ‘Ik weet al iets’? Wat was handig? Hoe ga je het een volgende keer doen?
- Laat de kinderen een eigen ‘groeimindmap’ maken. Na een toets of andere activiteit vullen de kinderen op deze mindmap in wat ze geleerd hebben. Gebruik de mindmap gedurende een langere periode. Bespreek voor elke toets welke kennis en strategieën ze gaan gebruiken en verwijs naar de eigen mindmap. Evalueer na de toets.
- In de les
- Stimuleer kinderen in de les om gebruik te maken van de denkgewoonte ‘Ik weet al iets’.
- Maak dit concreet door bij een les op de denkgewoonteplaat te schrijven wat de kinderen al weten van deze les. Verzamel de kennis door kort te brainstormen. Activeer op deze manier de voorkennis en de transfer van kennis naar de nieuwe les.
- Bespreek aan het einde van de les hoe het gegaan is. Wat wisten ze al? Welke kennis was nieuw? Hoe gaan ze wat ze nu geleerd hebben inzetten bij nieuwe lessen?
- Variatie: Laat de kinderen een gedragspatroongrafiek maken en vraag ze over hun ervaringen met ‘Ik weet al iets’ te vertellen. Of gebruik vormgever ‘Denkdruppels’ (Fogarty, 1999) om in de druppels te laten schrijven wat ze al weten over de les.
-
09 Ik denk na hoe ik iets vertel
Helder en precies denken en communiceren
Schrijven of tekenen:
Doel
Leer kinderen om helder en precies te denken en te communiceren.
Wees duidelijk. Streef naar nauwkeurige communicatie bij schrijven en spreken.Lesideeën
- Complimenten
- Laat ieder kind zijn/haar naam op een briefje schrijven en verzamel deze opgevouwen briefjes in een bakje. Laat daarna alle kinderen een briefje trekken.
- Elk kind heeft nu een briefje met daarop de naam van een klasgenoot. Vraag de kinderen een compliment op te schrijven voor deze klasgenoot.
- Bespreek van tevoren hoe je een compliment duidelijk en helder kunt formuleren. Vraag om voorbeelden en bespreek deze met elkaar.
- Aan het eind van de les leest een aantal kinderen hun compliment voor. De andere kinderen geven feedback. Let daarbij met name op het duidelijk en helder formuleren van een compliment.
2. Spiegelspel
- Verdeel de groep in tweetallen en laat de kinderen met hun rug naar elkaar toe staan. Ze mogen niet naar elkaar kijken!
- Een van de kinderen neemt een houding aan. Hij/zij beschrijft die houding zo helder en duidelijk mogelijk aan de ander. Deze neemt vervolgens de houding aan.
- Samen kijken ze hoe het gegaan is. Klopte de houding? Hoe kun je nog duidelijker vertellen hoe een houding eruitziet? Laat de kinderen een paar keer wisselen van rol.
- Variatie: je kunt deze oefening ook door drietallen laten doen. Twee kinderen doen zoals hiervoor beschreven, de derde kijkt mee en beschrijft na afloop het proces. Je kunt deze derde leerling ook een foto laten maken die de drie kinderen later kunnen bekijken.
3. Iedere dag
- Stimuleer de kinderen voortdurend om eerst na te denken over hoe ze iets gaan vertellen. Hoe kun je helder en duidelijk zijn?
- Oefen met het van tevoren opschrijven hoe je iets gaat formuleren. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld een denkwolk.
- Laat kinderen ook feedback op elkaar geven. Stimuleer hierbij het duidelijk en helder formuleren.
-
10 Ik wil graag dingen weten
Gegevens verzamelen door alle zintuigen te gebruiken
Doel
Leer kinderen om gegevens te verzamelen en hierbij al hun zintuigen te gebruiken.
Gebruik je natuurlijke mogelijkheden. Verzamel informatie door al je zintuigen in te zetten: reuk, smaak, voelen, horen en zien.Lesideeën
- Ontdek en presenteer
- Kies samen met de klas een onderwerp.
- Verdeel de klas in groepen. Iedere groep kiest een deelonderwerp (van het gekozen onderwerp) en gaat daarna op onderzoek uit met alle zintuigen (kijken, horen, proeven, voelen en ruiken).
- Laat de kinderen hun onderzoeksresultaten schrijven en tekenen op een muurkrant.
- Na afloop presenteert iedere groep hun muurkrant. Ze krijgen daarbij de opdracht om ook bij de presentatie verschillende zintuigen in te schakelen. De andere kinderen kunnen iets proeven, horen, zien, voelen of ruiken.
- Bespreek na iedere presentatie wat de kinderen te weten zijn gekomen door hun zintuigen te gebruiken.
- Variatie: deze activiteit is goed te gebruiken in wereldoriëntatie-lessen.
- Tentoonstelling
- Laat de kinderen een tentoonstelling maken over een onderwerp waarbij alle zintuigen (voelen, ruiken, proeven, zien en horen) gebruikt worden. Werk in groepen.
- Variatie: nodig de kinderen uit de onderbouw en middenbouw uit om naar deze tentoonstelling te komen kijken.
- Actie
- Laat de kinderen in de reguliere lessen zoveel mogelijk ervaren door te bewegen, en door te voelen, ruiken, proeven, zien en horen.
- Stimuleer dat kinderen zelf het initiatief nemen om verschillende zintuigen te gebruiken.
- Bespreek met de kinderen wat ze ontdekken en leren door de dingen via hun zintuigen te onderzoeken.
- Variatie: schakel bepaalde zintuigen uit om juist andere zintuigen te versterken. Werk bijvoorbeeld met een voeldoos of blinddoek.
-
11 Ik gebruik mijn fantasie
Creëer, innoveer en fantaseer
Doel
Leer kinderen om te creëren, innoveren en fantaseren.
Probeer een andere manier. Ontwikkel nieuwe ideeën en probeer origineel te zijn.Lesideeën
- Uitvoering
- Geef de kinderen de opdracht om in groepen iets te verzinnen om aan heel de klas te laten zien. Ze kunnen bijvoorbeeld een toneelstuk opvoeren, lied componeren of kunstwerk maken.
- Stimuleer de kinderen om creatief te zijn en met eigen ideeën te komen.
- Laat de kinderen hun opvoering of tentoonstelling in groepen voor de klas presenteren. De andere kinderen geven feedback gericht op fantasie, creativiteit en originaliteit.
- Variatie: maak samen met de kinderen een tentoonstelling of voorstelling waarbij andere klassen of familie uitgenodigd worden.
- Ideeënbus
- Maak een ideeënbus en zet deze in de klas. Stimuleer de kinderen om hier ideeën in te doen. Dit kunnen ideeën zijn voor een spel voor in de gymles, een onderwerp voor knutselen of een gezellige activiteit in de klas.
- Rooster één keer per maand tijd in om de ideeën te bespreken en samen met de klas te kijken welk idee ook uitgevoerd kan worden. Let hierbij op de originaliteit van het idee en het gebruik van fantasie en creativiteit.
- Ontwerp
- De kinderen krijgen de opdracht om een ontwerp van iets te maken. Dit kan een nieuw product zijn of iets van kleding of kunst. Stimuleer de kinderen om origineel te zijn.
- Laat de ontwerpen presenteren in de klas. De andere kinderen geven feedback gericht op fantasie, creativiteit en originaliteit.
- Variatie: nodig ook andere klassen of familieleden uit.
- In de les
- Stimuleer de kinderen om in lessen creatief te zijn in hun oplossingen en ideeën.
- Maak kinderen bewust van het gebruik van fantasie, creativiteit en originaliteit.
- Leer ze ook om feedback aan klasgenootjes te vragen.
-
12 Ik ben verbaasd en blij
Reageren met verwondering
Doel
Leer kinderen om met verwondering te reageren.
Laat jezelf verbazen door de mogelijkheden en de schoonheid van deze wereld. Zoek bijzondere dingen om je heen. Kijk ook naar de schoonheid in de ‘kleine’ dagelijkse dingen.Lesideeën
- Uitdaging
- Geef de kinderen in groepen een uitdagende opdracht. Geef ze bijvoorbeeld een moeilijke puzzel, een denkspel, een knutsel- of techniekopdracht of een probleem dat speelt op school of in de klas.
- Laat de kinderen deze opdracht samen oplossen.
- Vraag de kinderen om tijdens het oplossen van de opdracht foto’s te maken van het proces. Laat ze vooral foto’s maken van momenten waarop ze blij en verbaasd zijn.
- Van deze foto’s maakt de groep een presentatie voor de klas. Laat ze vertellen hoe het komt dat ze juist voor deze momenten gekozen hebben.
- Benadruk in de bespreking dat je kunt genieten van leren, van oplossen van problemen en het aangaan van uitdagingen.
- Spreekbeurt
- Geef dit schooljaar de kinderen de opdracht om voor hun spreekbeurt een onderwerp te kiezen waar ze blij en verbaasd over zijn.
- Laat ze in de spreekbeurt benadrukken waarom ze juist hier blij of verbaasd over zijn.
- Bespreek na iedere spreekbeurt met de klas in hoeverre ‘Ik ben blij en verbaasd’ naar voren is gekomen.
- Variatie: Deze opdracht kan ook terugkomen in een werkstuk of boekbespreking.
- Complimenten
- Laat de kinderen in tweetallen elkaar en zichzelf een compliment geven.
- Vraag de kinderen elkaar ook te vertellen wanneer ze blij en verbaasd zijn. Wat vind je mooi? Wat verbaast je? Wat word je blij van? Hoe komt dat? Hoe voel je je dan?
- Logboek
- Geef de kinderen als huiswerk de opdracht om een logboek bij te houden met als onderwerp ‘Ik ben verbaasd en blij’.
- Stimuleer de kinderen om naar het (Jeugd)journaal te kijken, de krant te lezen, de natuur in te gaan, uitdagingen aan te gaan, problemen op te lossen en moeilijke denkspelletjes te doen.
- Iedere dag schrijven ze in hun logboek waar ze deze dag blij en verbaasd door zijn geworden. Stimuleer de kinderen om ook momenten op te nemen waarbij het ging om leren. Laat ze zo ervaren dat je kunt genieten van leren.
- Vraag de kinderen om in hun logboek hun gevoel bij het moment te tekenen of te beschrijven.
- Bespreek om de beurt een logboek. Benadruk het nieuwsgierig zijn en het bijzondere. Laat zien dat er heel veel om je heen is waar je van kunt genieten. Bespreek ook hoe je dit kunt doen.
- Variatie: Laat de kinderen foto’s maken voor in hun logboek. Of laat de kinderen filmpjes maken over ‘verbaasd en blij’.
-
13 Ik ga iets uitproberen
Verantwoorde risico's nemen
Doel
Leer kinderen verantwoorde risico’s te nemen.
Zoek het avontuur. Leef op de rand van je mogelijkheden.
Lesideeën- In de wolken
- Laat de kinderen activiteiten bedenken die ze spannend vinden om te doen. Vraag ze deze in denkwolken op te schrijven.
- De kinderen bedenken vervolgens in tweetallen hoe ze deze activiteiten op een verantwoorde manier uit kunnen proberen. Laat ze ook opschrijven hoe ze zich nu voelen. Is dat opgewonden, blij of gespannen?
- De kinderen presenteren voor de klas wat ze de komende week/tijd gaan uitproberen. De kinderen mogen in tweetallen kiezen hoe ze dit gaan presenteren. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen voor het maken van een mindmap of tekening, maar ze mogen het ook uitbeelden of filmen.
- Stimuleer de kinderen om ‘hun uitdaging’ op een verantwoorde manier uit te proberen.
- Bespreek aan het eind van de week/periode wat de kinderen uitgeprobeerd hebben en hoe ze zich nu voelen. Teken de gevoelens van voor en na de activiteit op het bord, bijvoorbeeld in een gedragspatroongrafiek.
- Variatie: je kunt ook een tekening/schilderij, knutselwerk, gedicht of filmpje over het gevoel voor en na de activiteit laten maken.
- Circuit
- Stel samen met de kinderen een circuit samen. Laat de kinderen zelf een onderwerp/thema verzinnen voor dit circuit.
- De kinderen bedenken in groepen een activiteit bij het thema, zoals het maken van een mindmap, een bewegingsspel of iets doen met muziek. Benadruk hierbij dat het moet gaan om ‘iets nieuws uitproberen’.
- De kinderen rouleren nu in groepen langs het onderwerpencircuit.
- Bespreek met de groep hoe het is gegaan. Wat ging goed, welke activiteiten waren nieuw?
- Boekbespreking
- Stimuleer de kinderen om een boek te lezen dat ze zelf niet als eerste zouden kiezen en laat de kinderen over dit boek een korte boekbespreking voor de klas houden.
- Bespreek hoe het is om een boek te lezen dat je zelf niet zo snel zou kiezen.
- Variatie: je kunt deze opdracht ook in de vorm van een spreekbeurt of werkstuk laten doen.
- In de lessen
- Stimuleer kinderen om in de lessen hoge doelen voor zichzelf te stellen.
- Geef aan dat het goed is om iets nieuws uit te proberen, maar dat dit wel op een verantwoorde manier moet gebeuren. Bespreek met elkaar wat ‘verantwoord’ is.
- Benadruk dat vooral het proces belangrijk is, en niet de uitkomst of iets goed of fout is.
-
14 Ik maak een grapje
Humor gebruiken
Doel
Leer de kinderen om humor te gebruiken.
Lach een beetje. Zoek naar het grappige, het onverwachte in het leven. Lach om jezelf als dat kan.Lesideeën
- Humor
- Bespreek met de kinderen wat humor is.
- Laat de kinderen uit kranten, tijdschriften en boeken voorbeelden van ‘humor’ verzamelen.
- Hang deze voorbeelden op en bespreek ze met de klas. Waarom is dit grappig?
- Variatie: spreek met de kinderen een dag door. Wanneer heb je gelachen? Wat was humor?
- Lachen om of uitlachen
- Bespreek met de klas het verschil tussen lachen om een grapje, het maken van een grap en het uitlachen van andere kinderen.
- Laat de kinderen in tweetallen de vormgever ‘Venndiagram’ (Fogarty, 1999) maken over uitlachen, ‘lachen om’ en de overlap hiertussen.
- Humor is …
- Laat de kinderen in groepen tekenen, uitspelen of schrijven wat humor is.
- Vraag de kinderen dit aan de klas te presenteren.
- Bespreek de presentaties met de klas. Waarom is dit humor? Wat maakt dat dit grappig is?
- Bespreek het verschil tussen ‘lachen om’ en uitlachen.
- Voorbeeld
- Vertel de kinderen over situaties met humor die je zelf mee hebt gemaakt. Begrijpen ze waarom dit grappig was?
- Vertel ook dat je soms om jezelf lacht. Vraag de kinderen in welke situaties zij om zichzelf lachen.
- Stimuleer het lachen om jezelf en om situaties. Bespreek ook wat dit met je doet. Wat ervaar je als je kunt lachen om een situatie of om jezelf? Hoe voelt dat?
-
15 Samen kunnen we meer dan alleen
Denken in samenhang
Doel
Leer kinderen om de dingen in samenhang te zien.
Werk samen. Werk echt met elkaar én leer van anderen in situaties waarin je samen meer kunt dan alleen.Lesideeën:
- Introductie
- Laat de kinderen de plaat zien bij de denkgewoonte ‘Samen kunnen we meer dan alleen’.
- Bespreek de plaat en vraag: Wat zie je? Wat doen de kinderen op de plaat samen? Wat denkt ieder kind? Hoe komen de kinderen samen tot één huis?
- Benadruk in het gesprek dat het belangrijk is dat iedereen met eigen ideeën komt en dat door samen te overleggen en ideeën samen te voegen er een ‘nieuw huis’ ontstaat.
- Variatie: schrijf een verhaal over deze plaat waarin ‘Samen kunnen we meer dan alleen’ naar voren komt.
- Een spel maken
- Laat de kinderen samen een gezelschapsspel maken zoals memory of kwartet. Benadruk de meerwaarde van het samenwerken hierbij.
- Variatie: maak samen een gedicht, rap, toneelstuk of musical.
- Samen denken
- Laat de kinderen een mindmap maken over een onderwerp. Vraag ze elkaars mindmap aan te vullen.
- Bespreek na afloop met de kinderen wat bij het ‘mindmappen’ de meerwaarde van samenwerken is geweest. Wat ging beter dan alleen?
- Variatie: laat kinderen bij de verwerking van lessen in tweetallen samen denken en werken. Benadruk de meerwaarde hiervan.
- Kunst
- De kinderen maken samen een kunstwerk. Een tekening / schilderij wordt in vakjes verdeeld en ieder maakt een gedeelte. Aan het eind is het de bedoeling dat het één kunstwerk is geworden.
- Bespreek na afloop wat de meerwaarde van het samenwerken is geweest.
- Variatie: bij het samen maken van het kunstwerk kun je ook iets maken van klei of papier. Of maak samen een gedicht, lied, rap of toneelstuk.
- Krant
- Laat kinderen in kranten zoeken naar artikelen waaruit blijkt dat er samen iets bereikt is.
- Bespreek met elkaar hoe de samenwerking is gelukt en hoe het nog beter had gekund.
- Variatie: laat de kinderen zelf een artikel schrijven waarin ‘Samen kunnen we meer dan alleen’ centraal staat. Zoek ook foto’s om erbij te plakken.
- Samenwerken
- Deze denkgewoonte sluit goed aan bij werkvormen waarbij kinderen samenwerken.
- Laat tijdens het samenwerken de denkgewoonte op het digibord zien en/of deel kaartjes uit voor kinderen met daarop deze denkgewoonte.
- Bespreek hoe het samenwerken is gegaan. Laat de kinderen bedenken en verwoorden hoe ‘Samen kunnen we meer dan alleen’ in deze les naar voren is gekomen. Wat ging goed? Wat kan nog beter?
-
16 Ik wil blijven leren
Open staan voor levenslang leren
Doel
Leer kinderen hun leven lang open te staan om te leren.
Leer van ervaringen. Wees trots en bescheiden genoeg om toe te geven dat je het soms niet weet.
Blijf nieuwsgierig.Lesideeën
- Leermindmap
- De kinderen krijgen de opdracht om een mindmap over een onderwerp te maken.
- In de mindmap schrijven ze wat ze al weten over het onderwerp.
- Laat de kinderen als ze iets nieuws leren over dit onderwerp dit aanvullen in de mindmap.
- Meer weten
- Elk kind kiest een onderwerp en verdiept zich in dit onderwerp door informatie te verzamelen uit boeken, op internet en uit de krant.
- Laat de kinderen van tevoren aangeven wat ze willen leren over dit onderwerp.
- Alle kinderen bedenken een vorm waarin ze informatie over hun onderwerp presenteren. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen voor een powerpoint, Prezi, toneelstuk, muurkrant of een lied.
- Bespreek na afloop wat de kinderen geleerd hebben: van de onderwerpen zelf én van het proces (het zoeken van informatie en het presenteren). Wat wil je nu leren nadat je je verdiept hebt in dit onderwerp? Benadruk dat het ‘een leven lang leren’ is.
- Doelen
- Laat ieder kind bedenken wat hij/zij wil leren en vraag de kinderen hun eigen persoonlijke leerdoelen op te schrijven.
- De kinderen mogen deze doelen op vormgever ‘De trap’ (Fogarty, 1999) of in een grafiek zetten.
- In de grafiek of trap geven de kinderen aan op welk niveau ze nu zitten.
- Daarna schrijven ze op wat ze willen bereiken en wanneer ze dit willen bereiken.
- Maak een afspraak om de doelen van de kinderen te evalueren.
- Laat de kinderen bij deze evaluatie nieuwe doelen opstellen voor de komende periode.
- Leven lang leren
- De kinderen mogen zichzelf tekenen.
- In een tekstballon schrijven/tekenen de kinderen wat ze in hun leven nog willen leren (hier gaat het om persoonlijke doelen).
- Bespreek met de kinderen dat je een leven lang leert. Geef eventueel voorbeelden van dingen die je zelf als leerkracht nu nog leert.
- Variatie: laat de kinderen hun persoonlijke doel op een ‘voetbal’ schrijven en hang de ‘voetballen’ op in een doel.